* 2008 Gravensteen Installaties

Zaterdag 13 september, 2008

In het kader van Open Monumentendag 2008 zijn er in de cellen van het Gravensteen, de voormalige gevangenis van Leiden, kunstinstallaties te zien van Piet Franzen en Rudi Struik.

Geschiedenis Gravesteen

Het Gravensteen werd gebouwd in het begin van de dertiende eeuw. Het diende als (privé-)gevangenis van de graven van Holland, die zelf regelmatig in de naastgelegen versterkte hoeve (Huize Lokhorst) woonden. In 1463 schonk Filips de Goede het pand aan de stad Leiden, waarna het de functie van stedelijke gevangenis en gevangenis voor Rijnland kreeg. Doodstraffen werden vanaf dat moment op het plein voor het Gravensteen ten uitvoer gebracht. In 1556 werd het Gravensteen uitgebreid met een cellenblok dat nog steeds intact is. In 1598 werd de gevangenis voorzien van een tuchthuis en in 1655 van een spin- en rasphuis. Ten slotte werd in 1672 een nieuwe vierschaar (de plaats waar rechtgesproken werd) aangebouwd. Aan de eind van de negentiende eeuw raakte het gebouw steeds meer in onbruik. De laatste doodstraf werd hier in 1853 voltrokken.

In 1955 kreeg het Gravensteen een nieuwe functie: het gebouw werd een boekenmagazijn. Al spoedig veranderde de functie van het gebouw opnieuw. De Universiteit Leiden kampte met ruimtegebrek en nam het gebouw in gebruik. Met name de afdeling rechtsgeschiedenis van de juridische faculteit vond hier onderdak op een historierijke plek. Sinds 2001 is de Leiden University School of Management in dit gebouw gevestigd, een internationale masters opleiding.

In het kader van Monumentendag 2008 is Rudi Struik en Piet Franzen gevraagd om een installatie in dit historische gebouw
in te richten.


2008 Gravensteen Installatie

Muurtekeningen


Over deze expositie is een boekje verschenen met foto's en de volgende tekst van Vincent Bongers.

Kerkers vol herinneringen

De cel in het Gravensteen in Leiden is donker en vochtig. In de hoek ligt wat stro waar gevangen op kunnen liggen. Af en toe dringt er geluid van buiten door. Een luide klap van een stuk hout dat op de grond wordt gesmeten en het daaropvolgende geschreeuw van ruziënde werklui. Het is de opmaat voor een terechtstelling. In deze herfst van 1570 pakt Heynrick Dirckszoon, geboren in Leiden, zijn lepel en kerft met de steel in de muur. Er valt wat gruis op de grond. Het is zijn laatste kans om een spoor van zijn bestaan achter te laten. Hij kerft een tekening van een vis in de muur. Het product wat hij elke dag verkocht op de markt.
Morgen zal hij naar het schavot worden geleid. Zijn misdaad is ketterij. Als hij zich alsnog afkeert van zijn zondige geloof, zal hij morgen worden onthoofd. De meest ‘humane’ vorm van terechtstelling in deze tijd. Anders is de brandstapel zijn lot.
Het verhaal van Heynrick Dirckszoon is losjes gebaseerd op een van de veroordelingen uit De criminele vonnisboeken van Leiden, 1533-1811, samengesteld door H. M. van den Heuvel. In dit document worden vonnissen en straffen opgesomd. Er zitten, gekeken door moderne ogen, soms bizarre en vaak wrede straffen bij. Zo moet Marie Cornelisdochter in 1535 ‘tijdens de eerstkomende processie met een brandende kaars van een pond rondgaan; daarna deze kaars offeren.’ Na deze ceremonie zal ze voor 25 jaar uit Leiden worden verbannen. Wat ze op haar kerfstok had, vermeldt het vonnisboek niet.
Het centrum van het veroordelen en straffen in Leiden was het Gravensteen aan het Pieterskerkhof. Het gebouw is van oudsher een gevangenis. De eerste kerker was al rond 1200 in gebruik. In 1853 vond de laatste executie plaats. Vrij snel hierna deed het gebouw geen dienst meer als gevangenis. Tegenwoordig wordt het Gravensteen gebruikt door de universiteit Leiden. Er zijn nog wel voldoende sporen die aan het verleden herinneren.
De Leidse kunstenaars Rudi Struik en Piet Franzen hebben naar aanleiding van de open monumentendagen met als thema Speuren naar Sporen op 13 en 14 september 2008 een aantal installaties ontwikkeld voor het Gravensteen. ‘We willen bezoekers meenemen naar het verleden’, zegt Struik. ‘Hen een beeld geven van hoe het moet zijn geweest om hier in een cel te zitten. Wat voelden en deden de gevangenen? En hoe stonden ze in het leven?’
Het Gravensteen levert het perfecte decor voor dit soort bespiegelingen. Er zijn nog een aantal cellen en een martelkamer die nog in redelijk originele staat zijn. De martelkamer is nu ingericht als vergaderruimte en de cellen zijn ‘breakrooms’ waar gestudeerd of overlegd kan worden. De originele deuren met indrukwekkende zware gietijzeren scharnieren en grendels zorgen voor een licht unheimische sfeer.
In de martelkamer hangen grote ijzeren ringen aan het gewelfde plafond. Er is weinig fantasie voor nodig om een voorstelling te krijgen van wat de hieraan vastgeketende gevangenen moeten hebben meegemaakt.
In deze ruimte heeft Franzen zijn installatie geplaatst. Het werk is getiteld ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Deze tekst is in zwarte verf geschilderd op het witte doek dat over een bed is gespannen. Franzen heeft ook een tweede regel uit het ‘Onze Vader’ toegevoegd: ‘En vergeef ons onze schulden.’
De ruimte baadt in rood Tl-licht. Dat doet denken aan het bloed dat hier ooit moet hebben gevloeid. Voor de gemartelde gevangenen moet deze ruimte de hel op aarde zijn geweest. ‘De kleur verwijst naar de schrik van het vagevuur met de rode duivels gloed’, zegt Franzen.
Aan de ringen aan het plafond hangt een visnet met broden als een soort hemels visioen. ‘Het geloof en genoeg te eten zien te vinden. Twee zaken die het leven vroeger in grote mate bepaalden,’ zegt Franzen. ‘Twee dingen die ook regelmatig met elkaar in conflict kwamen. ‘Gij zult niet stelen’ staat er in de bijbel. Maar als je kinderen dreigen te verhongeren, dan is het stelen van een brood misschien een broodnodige daad. Toch was dat natuurlijk een zonde. De zondaar knielde voor het bed om vergiffenis te vragen. Maar het geloof gaf mensen ook hoop. Arme en hongerige mensen hoopten dat hun gebeden door God zouden worden verhoord. De broden kun je zien als Manna uit de hemel.’
Rudi Struik heeft twee cellen ingericht. De titel van zijn installatie is ‘Tekening in tijd’. In de eerste cel hangt een scherm waar een muur op is te zien. Een hand verschijnt in beeld en krast met een scherp object in het gips. De gevangene turft de dagen op de bekende wijze: vier streepjes op een rij en een vijfde hier schuin doorheen. Elke dertig seconden komt er een streepje bij. Het beeld wordt gecombineerd met het geluid van het krassen in de muur, voetstappen op de gang en het rinkelen van sleutelbossen. De installatie verwijst naar de monotonie van het gevangenisleven en het langzame verstrijken van de tijd.
Tijd die door gevangen soms werd gedood met het maken van tekeningen.
Op de muren van de cellen zijn overal afbeeldingen achtergelaten. Ook zijn er muurschilderingen te zien die waarschijnlijk rond 1563 zijn aangebracht. De schilderingen hebben de kruisiging van Jezus als hoofdmotief. Ze vormen een fraai contrast met de tekeningen van de gevangen die het dagelijkse leven als onderwerp hebben.
Struik heeft in de tweede cel foto’s opgehangen waarop een aantal door gevangen gemaakte muurtekeningen zijn uitvergroot. Deze aanpak opent een heel nieuwe wereld aan kleuren en structuren. Ook het reliëf en de tint van de muren gaan een rol spelen. Er komt een nieuwe laag bij.
‘Je gaat ook steeds meer zien’, zegt Struik:’schepen, duelerende soldaten, een vis. In eerste instantie vloeien de tekeningen als het ware allemaal in elkaar over. Maar als je tijd neemt om goed te kijken, ga je onderscheid maken tussen de verschillende voorstellingen. Je gaat steeds meer sporen zien.’

Vincent Bongers is redacteur bij het Leids universitair weekblad Mare.